Written by 19:45 Boekenkast

Jasper Mikkers

Mikkers

De in Tilburg woonachtige dichter Jasper Mikkers (pseudoniem Tymen Trolsky) bewaart op zolder in zijn woning in een Tilburgse volkswijk boeken uit zijn jeugd. ‘Ik ben mijn jeugdboeken kwijt geraakt toen ik naar het seminarie ging, maar ben ze op latere leeftijd gaan terugzoeken en verzamelen.’

Mikkers groeit op in Oerle en Liempde. ‘Als kind las ik veel. Ik kreeg extra geld van mijn moeder om boeken te lenen. Mijn broers en zussen waren niet zo geïnteresseerd in lezen. Mijn moeder, die in haar jongere jaren religieus-geïnspireerde gedichten schreef, knipte gedichten voor me uit en gaf me die als ik met vakantie thuis kwam. Ik denk dat ze me bewust aanspoorde om poëzie te lezen.’

Mikkers trekt als kind vaak de natuur in. ‘Vanaf een jaar of zes zwierf ik vaak door bossen en over velden. In de buurt van mijn dorp kwam ik op een dag twee herdershonden tegen. Ze zwierven rond en ik heb ze mee naar huis genomen. Van mijn ouders mocht ik de honden niet houden, maar ik wilde ze niet afgeven. Op een dag waren de honden weg. Dat jaar kreeg ik voor Sinterklaas een boek: Jaap en zijn hond. In de derde klas van de lagere school las ik Rozemarijntje en het zwarte bosmannetje. Geweldig vond ik dat. Die boekjes ben ik later allemaal weer gaan zoeken en via mijn oude school kon ik er een heleboel krijgen.’ Hij laat delen van de Kobinaserie zien. ‘Op de lagere school heb ik een Kobinaboekje gestolen. Daar heb ik nog steeds geen spijt van.’ Mikkers bladert door de boeken van zijn jeugd en vertelt over de tekeningen van tropische regenwouden. Hij laat ook enkele favoriete reisboeken zien: De rivier der zingende vissen. Avonturen in het oerwoud van Zuid-Amerika van Arkady Fiedler, Een zwerftocht door Japan van Bernhard Kellermann en Van de Roode Zee naar den Blauwen Nijl van Rosita Forbes.

Begin jaren zestig gaat Mikkers naar het seminarie van de kapucijnen in Oosterhout. Hij voelt zich niet belemmerd in de boeken die hij wil lezen. ‘Er waren op het seminarie twee bibliotheken, een ‘gewone’ bibliotheek en een missiebibliotheek. In de missiebibliotheek vond ik prachtige verhalen van de missionarissen van de kapucijnen. De missiegebieden van deze orde waren Chili, Tanzania en Indonesië, en dan met name Sumatra. De missionarissen schreven over andere werelden en volkeren. Het waren avonturen over zee, rivieren en tropische regenwouden. Dat vond ik schitterend. Bovendien stonden er mooie naaktfoto’s in van Afrikaanse vrouwen.’ Op mijn vraag of de paters door het tolereren van deze naaktfoto’s bij deze jonge jongens, om in de woorden van Martin Ros te spreken, het hele erge opwekten en feite hun eigen graf groeven, antwoordt Mikkers bevestigend. ‘Ik had veel meer interesse voor deze tropische verhalen dan bijvoorbeeld Dik Trom of Pim Pandoer.’ De missionarissen vertellen over hun ervaringen in den vreemde aan de seminaristen. ‘Dat was bijzonder, omdat enkele missionarissen bijgelovig waren geworden. Toen dacht ik: de katholieke kerk heeft 2000 jaar alle vormen van bijgeloof bestreden en jullie nemen na een missie het bijgeloof over?’ Mikkers las op het seminarie ook Kafka, Camus en Nietzsche. ‘Voor Camus moest je toestemming hebben van de paters, maar daar hield ik me niet aan, ik smokkelde de boeken gewoon naar binnen.’

De belangstelling van Mikkers voor vreemde en verre oorden brengt hem op 22-jarige leeftijd naar Scandinavië. ‘Mijn oom, een pater kapucijn, was een reisliefhebber. We maakten een fantastische reis met de auto naar het Inarimeer in Fins Lapland.’ Later volgen reizen naar het Midden-Oosten, Afrika en Zuid-Amerika. Een vriend van Mikkers, eveneens dichter, verhuist naar Ierland, een land waar Mikkers vaak is geweest. In zijn kast reisboeken van onder meer Redmond O’Hanlon en Paul Theroux. ‘De reisverhalen van Theroux vind ik heel goed. In de jaren zestig ontmoet Theroux de Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul in Oeganda. Ze worden goede vrienden, maar later verwatert hun vriendschap. Wanneer ze elkaar bij toeval tegenkomen in Londen, Theroux is in gezelschap van een van zijn zoons, vraagt Theroux aan Naipaul: ‘En nu?’ Naipaul antwoordt: ‘Maak je niet te druk. Vriendschappen komen en gaan. Zo is het leven.’ En weg was Naipaul, vader en zoon Theroux verbouwereerd achterlatend. De zoon stamelt: ‘Wat een klootzak is dat pappa.’

Roothaert, Kawabata en Hemingway

Mikkers, die zijn boeken vaak bij antiquariaten koopt, pakt de biografie van Anton Roothaert, geschreven door Frans Walch. ‘Ik ontdekte Roothaert na het lezen van een artikel in het tijdschrift Sic. Roothaert schreef de Vlimmen-trilogie, over een veearts en zijn belevenissen met de katholieke kerk en de lokale boeren. De trilogie gaat niet specifiek over Tilburg, al zijn er locaties en personages die ontleend zijn aan het Tilburg van die tijd. Die verkeerde Weereldt, een historische roman, wordt door sommige lezers Roothaerts beste boek gevonden.’

Ernest Hemingway is voor Mikkers een groot schrijver. ‘Ik las op mijn vijftiende The Old Man at the Sea en vond er niets aan. Een paar jaar later las ik het boek nog een keer. Toen vond ik het prachtig en begon meer werken van hem te lezen. Hemingway kan als geen ander zintuiglijke ervaringen verwoorden, op zo’n manier dat het invoelbaar wordt. De beelden die hij op oproept, zijn heel krachtig. Zijn beschrijvingen van een brandend vuur of een golvende zee worden door de lezer heel intens beleefd. Hemingway laat je ruiken, horen en zien. Tolstoj kan dat ook.’

‘De Japanse schrijver Kawabata las ik ook altijd erg graag. Alles wat in vertaling uitkwam, kocht ik. Kawabata bouwde zijn verhalen op met de techniek van de haiku in zijn achterhoofd. Dat maakt dat zijn woorden en zinnen een korte en krachtige vorm bezitten. Terugkerende thema’s zijn familie- en liefdesrelaties die hij op een zintuigelijke manier probeert te ontrafelen. Zijn beschrijvingen van de Japanse natuur, de steden en dorpen zijn intrigerend.’

Lopend langs zijn boekenkasten in de woon- en werkkamer én atelier van zijn schilderende vrouw Daisy op de begane grond, de overloop op de eerste verdieping en zolder legt Mikkers zijn voorkeuren uit. ‘Paustovski is een meester in de landschapsbeschrijving. Zijn manier van leven spreekt me aan, het reizen en op veel plekken komen en de beschrijving van ontmoetingen met allerlei personen, ook bekende schrijvers. Een passage die bij me opkomt, is het oversteken van een bevroren rivier. Het is koud en duister en dat voel je door zijn beschrijving.’ Boeken over de geschiedenis van Tilburg en omgeving staan ook in de kast. En daarnaast een hele reeks uitgaven in kleurige hardcover omslagen over het dorp waar hij als kind opgroeide: Liempde. ‘Die boeken zijn van de hand van de gepensioneerde huisarts Roger van Laere. Hij sprak met veel boeren uit de omgeving en kon daardoor oude gebruiken vastleggen. Kijk, hij schreef zelfs een boek dat volledig gewijd is aan één boer, boer Driek.’

Gedicht voor Helga Deen

Mikkers schreef naar eigen inschatting meer dan 800 gedichten, een aantal romans, een toneelstuk en daarnaast korte verhalen. Gevraagd naar zijn favoriete dichters noemt hij Czesław Miłosz en Joseph Brodsky. Gedichten van Brodsky die grote indruk op hem maakten, zijn De herfstkreet van de havik en De vlieg.’ Van 2013 tot 2015 is Mikkers stadsdichter van Tilburg. Hij maakte een gedicht over een bijzondere geschiedenis. ‘In 2004 kwam een dagboek boven water, geschreven in de Tweede Wereldoorlog. Het bleek het dagboek te zijn van Helga Deen, een jonge Jodin die met haar familie van Duitsland naar Nederland vluchtte en in Tilburg terechtkwam. In 1943 werd ze opgepakt, tijdelijk in kamp Vught ondergebracht en per trein vervoerd naar Sobibor alwaar ze de dood vond in de gaskamers. Haar dagboek werd uit kamp Vught gesmokkeld en kwam in handen van haar jonge vriend Kees van den Berg. Hij heeft dat dagboek zijn hele leven geheim gehouden. Waarom is niet bekend, misschien was het te pijnlijk voor hem. Zijn zoon maakte de bijzondere vondst in 2004 bekend.’ Naast de synagoge in de binnenstad is een gedenkteken voor Deen geplaatst en prijkt een gedicht van Mikkers aan de muur:

Wanneer er niets meer lijkt te zijn
dat oog en hand houvast kan geven
we tasten in een leegte zonder licht
dan worden we gered door hen die in
ons wonen, wakker worden, spreken gaan

het meest zijn we gehecht aan het gezicht
dat uit het harde duister aan komt zweven
en ons weer adem geeft, een stem, bestaan
en lippen om te kussen, een GEDICHT-
dat ons optilt, terugbrengt naar het leven

Door de stad fietsend wijst Mikkers andere muurgedichten aan en huizen waar hij ooit woonde. ‘Ik woon meer dan 50 jaar in Tilburg. Je raakt toch vergroeid met deze stad.’

(Visited 256 times, 1 visits today)
Close