Jorie Wieriks heeft twee boekenkasten: een publieke boekenkast op het trottoir voor haar huis aan de Henri Polaklaan en één in haar huis. Ze wil het eerst hebben over haar eigen boekenkast. ‘Ik ben helemaal verzot op de Gouden Boekjes.’
Wieriks maakte in haar jeugd kennis met de kinderboekenreeks van de Gouden Boekjes. ‘Het waren de eerste echte kinderboeken in Nederland. Mijn vader kocht ze voor me. Ze kwamen oorspronkelijk uit de Verenigde Staten. Annie M.G. Schmidt vertaalde ze naar het Nederlands, samen met Han G. Hoekstra,’ Schmidt en Hoekstra vertaalden overigens niet alle boeken. ‘Enkele Amerikaanse uitgaven zijn zeer religieus of stichtelijk. Die hebben ze niet vertaald. Annie M.G. Schmidt koos de meer stoere exemplaren, zoals De gele taxi. Ze was toen al vrij eigenwijs. Ze koos ook haar eigen titelnamen die soms flink afwijken van de originele Engelse versies. Zo is Baby’s House vertaald in Bij Kiki thuis. Het mooie aan dat boekje is dat het genderneutraal lijkt. Is Kiki een jongen of een meisje? Ik interpreteer het dat Kiki zelf mag weten wat ze wil worden. Dat vind ik een mooie gedachte.’
Wieriks blijft de Gouden Boekjes verzamelen. ‘Een tijd lang lagen de boekjes alleen bij de Slegte. Totdat ze 15 jaar geleden werden herontdekt. De reeks werd opnieuw uitgegeven bij Rubinstein en een hit in de boekwinkels. Er is zelfs een Gouden Boekje over een geboren olifantje in Artis. Ik heb mijn kinderen eindeloos voorgelezen uit deze boekjes. En nu pakken mijn kleinkinderen ze als ze op bezoek zijn.’
Ze loopt naar haar kast en wijst naar een hele rij boekjes. ‘Hier staan ze. In alle talen.’ Wieriks loopt met een stapel terug naar de tafel en stalt ze uit. Uitgaven in het Nederlands, Duits, Frans, Engels en Portugees. ‘Ik vind het leuk om op vakantie in Frankrijk of Portugal naar Gouden Boekjes te zoeken. Kijk, dit is een van mijn favorieten: Vijf brandweermannetjes. Er is iets bijzonders aan de hand met dit boekje.’ We bladeren door het boekje en de avonturen van de brandweermannetjes. ‘Je ziet hier een vrouw staan voor een raam op de tweede verdieping van een huis. De brandweermannetjes schieten haar te hulp. Maar op de volgende bladzijden wordt niet duidelijk wat er met haar is gebeurd. Ergens verderop in het verhaal duikt ze weer op en kijkt naar haar brandende huis. Ze is er dus uit gekomen, maar hoe? Dat werd me pas duidelijk enkele jaren geleden. We waren op een tentoonstelling in het Zuiderzeemuseum. Daar kwamen we de Engelstalige versie tegen van het boekje en zagen de vrouw door de brandweermannetjes gered worden. En wat blijkt? De Nederlandse vertalingen hebben een maximaal aantal pagina’s waardoor er keuzes gemaakt moesten worden.’
Wieriks fantaseert over haar eigen Gouden Boekje. ‘Zou het mogelijk zijn? Ik heb wel een paar ideeën, maar die houd ik nog even geheim. Naast de Gouden Boekjes verzamelt Wieriks de kinderboekenweekgeschenken. Ze laat een luciferdoosje zien met daarin een het kleinste sprookjesboek.
Juf op straat
Wieriks heeft een stichting Juf op straat die cultureel erfgoedlessen geeft voor scholen in Amsterdam. ‘Het concept heet levensecht leren. Ik neem de kinderen mee naar buiten om op plekken te staan en naar van alles te kijken en daarna geïnspireerd daarop zelf iets te maken.’ Zo gaat Wieriks op pad langs monumenten, architectuur en kunst. Een voorbeeld daarvan is de Nederlandse beeldhouwer Hildo Krop. ‘Ik ben een groot fan van hem. Hij was een tijdlang de stadsbeeldhouwer van Amsterdam en maakte ongeveer 400 beelden aan huizen en bruggen in de stad. Toch kennen veel mensen zijn naam niet. Zijn ouders waren banketbakker en zagen eenzelfde toekomst voor Hildo. Maar al snel bleek dat zijn talent elders lag. Hij maakte op jonge leeftijd prachtige beeldjes van marsepein. Tijdens een periode in de leer in Engeland ging hij ’s avonds naar de Kunstacademie. Zijn ouders moesten bekennen: deze jongen heeft een groot talent.’ Na zijn studie komt Krop in dienst van de gemeente Amsterdam. ‘Een bevriende kunstenaar, Ossip Zadkine, kwam eens over uit Parijs. Zadkine en Krop liepen vanaf Krop’s werkplaats in de Plantagebeurt naar het Weesperplein waarbij Krop elke keer wees naar beelden van zijn hand. Zadkine was ervan overtuigd dat Krop een miljonair moest zijn en kon niet geloven dat Krop, in feite, een ambtenaar was in dienst van de gemeente Amsterdam.
‘Maar je kwam hier voor de buitenboekenkast he? Ik heb de kast zelf gemaakt en versierd met kaften van oude boeken. Mensen mogen betalen, maar het hoeft niet. Door deze kast ben ik met veel nieuwe mensen in aanraking gekomen. Zo kwam ik erachter dat er mensen zijn die elke ochtend om zeven uur een wandelingetje gaan maken. Een huisarts uit Oost die werkt op de Nieuwmarkt komt elke dag een blik werpen op de kast.’ De kast staat prachtig gesitueerd in de Henri Polaklaan onder een groen afdakje. ‘Of hij tegen een goede storm kan? Jazeker, hij staat goed vast. Alleen de onderste rij boeken kan nat worden.’ Op de vraag welke boekenkast ze meer lief heeft antwoordt ze: ’ze zijn onvergelijkbaar. De boekenkast buiten is leuk, omdat ik die deel met veel liefhebbers en ik houd van hergebruik. Maar ik ben ook een verzamelaar. In mijn eigen boekenkast komt mijn lol op rommelmarkten tot uiting.’