Harrie Dekkers wist op jonge leeftijd al wat hij wilde: de wijde wereld in. Dat kwam onder andere door het lezen van jeugdboeken zoals Kuifje en Pim Pandoer. ‘Dat waren mooie verhalen vol spanning en avontuur. Bovendien leerde je over de wereld.’
Dekkers groeit op in een klein katholiek dorp in Brabant. ‘Het was een afgescheiden wereld. Wereldvreemd ook. Ik wilde op jonge leeftijd ontsnappen en moest weg uit dat dorp.’ Hij besluit zich, tegen de zin van zijn ouders, begin jaren ’60 aan te melden voor een kostschool. ‘Een vriendje vertelde dat hij naar een kostschool ging. Dat leek mij wel wat. Ik moest gewoon weg uit dat dorp en de kostschool gaf mij die kans. Mijn moeder denkt nu nog steeds dat ik het haar kwalijk neem dat ik naar een kostschool moest. Maar nee, dat is niet zo: ik koos er zelf voor. Daar ging ik: uit huis op mijn 12e. Ik keerde nooit meer terug.’ Dekkers gaat eerst naar het kostschool in Sterksel en, na de opheffing van die school door gebrek aan leerlingen, met de hele school nog drie jaar naar het kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. ‘Ik herinner me de goede leraren. Wat ik las? Dat weet ik zo niet meer.’
Na de kostschool belandt Dekkers op zijn 16e op kamers in Helmond. ‘Ik besefte op dat moment dat ik vrij was. Mijn broer en anderen in mijn omgeving begonnen met reizen. Zo kwam het dat ik op jonge leeftijd liftend naar Afghanistan en India ging.’ Dekkers is niet de enige die gebruik maakt van deze route. ‘In Amsterdam was een opstaproute voor de Magic Bus. Veel hippies gebruikten deze bus. Maar daar zette ik me tegen af. Ik reisde liftend, het liefst alleen, en probeerde met zo min mogelijk geld zo ver mogelijk te komen. Ik sliep overal, soms in de buitenlucht, in de regen. Het maakte me niets uit. Ik had geen geld en weet nog dat ik wekenlang brood met jam at. In die tijd waren er weinig reisgidsen. Je wist niet waar je was of uitkwam: geweldig. Later kwamen er wel eens mensen naar me toe die zeiden dat ze ook wel hadden willen reizen. Ik antwoordde dan: niet zo moeilijk hoor. Met duim omhoog langs de weg gaan staan en gaan!’
Veel ruimte voor boeken in zijn rugzak heeft Dekkers niet. ‘Toch las ik veel over de landen en culturen die ik bezocht. Ik ruilde boeken met reizigers en vond nieuwe exemplaren in hostels. Ik herinner me dat ik een boekje van Nietzsche bij me had. Ik snapte er weinig van, maar kon lekker lang kauwen op die eindeloze zinnen.’ Tussen de reizen door keert Dekkers terug naar Nederland, studeert een tijdje antropologie, heeft allerlei baantjes om vervolgens weer uit te vliegen. ‘Geweldige reizen heb ik gemaakt. In Afghanistan kwam ik in een wereld die me deed denken aan de middeleeuwen.’
Dekkers is op plekken waar geschiedenis wordt geschreven. Zo ook in 1974 in Griekenland. ‘Griekenland was in de jaren voor 1974 een militaire dictatuur. Dat zag je aan het straatbeeld: overal vlaggen van de leider, standbeelden en veel militair machtsvertoon op straat. Kort na het einde van het militaire bewind stond ik op het centrale plein van Athene naar een speech te luisteren van de nieuwe president. Toevallig kwam ik aan de praat met een Nederlandse journalist. Ik vroeg hem naar de gespannen situatie tussen Griekenland en Turkije. Ik wilde namelijk via Turkije doorreizen naar Afghanistan. Hij raadde me dat ten zeerste af: te gevaarlijk. De Nederlandse ambassade stond op hetzelfde standpunt. Maar ik ben toch gegaan: met het Griekse leger mee richting de Turkse grens. De Grieken vonden het wel wat raar, maar maakten er verder geen punt van. Op tien kilometer van de grens werd ik gedropt. De rest moest ik te voet afleggen. Daar ging ik door niemandsland met mijn rugzakje. Na een poosje zag ik in de verte een ongelooflijk schouwspel: tientallen Turkse tanks. Wat moest ik nu? Ik ben doorgelopen. De Turken waren heel verbaasd, maar lieten me wel door. Het nadeel was dat er geen vervoer van of naar de Turkse grens ging. Na een dag wachten had ik geluk: een Franse priester kon me meenemen verder Turkije in.’
Veelvraat
Na de reiswoede komt er meer tijd en ruimte om boeken te verzamelen. Dekkers noemt Kurt Vonnegut, Philiph Roth en Robert Harris. ‘De korte zinnen van Vonnegut spreken me aan. Daar wilde ik alles van lezen. In de muziek hield ik later van punk. Niet van dat lange eindeloze gelul, maar korte klappen. Dat vond ik in Vonnegut.’ Via Vonnegut komt Dekkers in aanraking met schrijvers van sciencefiction als Fredric Brown, Philip Dick en Richard Matheson. ‘Ik ben een tijd handelsreiziger geweest. Ik kwam op veel plekken in Nederland. Met het verdiende geld zocht ik sciencefictionboeken in tweedehandswinkels. Die las ik ’s avonds in mijn hotel.’ Later komen er detectives bij. ‘Ik genoot van de Amerikaanse detectives van bijvoorbeeld James M. Cain.’
De voorkeur voor een simpele stijl zonder poeha vond Dekkers bij Nescio, Willem Elsschot en Kees van Kooten. ‘Geen opsmuk en pretenties. Daar houd ik van.’
Dekkers houdt van boeken over geschiedenis. ‘Het maakt me niet uit of het romans zijn of wetenschappelijke boeken. Een goed boek dat ik wil noemen gaat over de Vietnamoorlog. Daar waren we in die tijd heel erg op tegen. Het allerbeste boek daarover is Saigon van Anthony Grey. Door die roman leer je de geschiedenis van die oorlog kennen. Het schetst een waanzinnig beeld van de geschiedenis.’
Enthousiast en honderduit pratend leidt Dekkers mij langs zijn kast. ‘Dit is wel een van de meest bijzondere boeken die ik heb: De reis naar het einde van de nacht van de Franse striptekenaar Jacques Tardi uit 1988 (na het origineel van Louis-Ferdinand Céline uit 1932).’ Dekkers slaat het boek open. ‘Kijk, hij was in Atheneum om zijn boek te signeren. Ik had toen net mijn vrouw leren kennen en omdat ze me deed denken aan een liedje van Kevin Ayers ‘Girl on a swing, on a swing, such a pretty thing’, leek me het wel een goed idee om hem te vragen om een tekening in het boek te zetten. Binnen een minuut tekende hij deze cartoon. Dit boek doe ik nooit weg.’
Dekkers leest veel over de Tweede Wereldoorlog. ‘Mijn vader moest gedwongen aan het werk in Duitsland. Hij is bevrijd door de Amerikanen en met hen kwamen ze aan in Dachau. Hij heeft daar nooit over gepraat.’ Dekkers wijst naar De welwillenden (‘lees je niet voor de lol’), Mein Kampf (‘je moet proberen te begrijpen wat hij dacht’) en Loe de Jong (‘van mijn vader)’.
Sinds Dekkers met pensioen is wandelt hij veel met zijn broer. ‘Bill Bryson schrijft daar in The road to little dribbling prachtig over. Door Bryson krijg je zin om te gaan wandelen. Voor mij was Simone de Beauvoir een openbaring. Ik houd van de combinatie schrijver, reiziger en vrije geest. Door haar begreep ik dat je ook in hotelkamers kon wonen.’ De historische reisverhalen van Frank Westerman, Jan Brokken en Joris van Casteren spreken hem aan. Maar ook Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam van Bob den Uyl. ‘Een schrijver uit Rotterdam van misantropische verhalen. Alles loopt verkeerd af. Allemaal ellende. Je kent dat vast wel: je staat in de supermarkt om af te rekenen en kunt uit twee rijen kiezen. Je kiest de verkeerde en moet lang wachten. Het Bob den Uyleffect is dat je altijd verkeerd kiest.’
Absolute favorieten van Dekkers zijn Ben Elton en Marvin Harris: Elton om zijn maatschappijkritiek en humor via romans en toneelstukken als Blind Faith en Blackadder en Harris om zijn antropologische theorieën waarin hij onder andere betoogde dat het concept ras onzin is.
Na haar yogales sluit de vrouw van Dekkers aan en schenkt ons nog een kop koffie in. Ze zegt liefdevol over haar man: ‘Harrie is een veelvraat. Krijgt veel prikkels binnen, is snel afgeleid en duikt dan ergens in. Ik ben blij dat hij leest. Zijn hoofd staat altijd aan en terwijl hij leest bespreekt hij het gelezene vaak met mij.’
Dekkers’ ogen gaan langs zijn kasten. ‘Veel van de boeken die ik heb gelezen staan niet meer in mijn kast. Die geef ik weg. De balans? Door de jaren heen kom je erachter dat je ontzettend veel hebt gelezen, maar ook ontzettend veel niet.’