Wim Ettema woont na een lange zwerftocht over de wereld, die hem naar onder meer voor langere periodes naar Spanje, Burkina Faso, Malawi en Jamaica bracht, aan de Amstel, terug in zijn geboortestad. ‘Een rode draad in mijn leven is dat ik door mijn vele reizen en de literatuur kennis heb mogen maken met verschillende werelden. Mijn twee aparte boekenkasten met literatuur en archeologie hebben alles met elkaar te maken.’
Ettema wordt geboren in 1940 in Amsterdam. Hij herinnert zich de oorlogsdagen nog goed. ‘We woonden aan de Tweede Schinkelstraat. Mijn ouders hadden alleen de lagere school gehad. Mijn vader was loopjongen bij een delicatessezaak aan de Spiegelstraat.’ Ettema en zijn twee broers worden kort na de oorlog naar het platteland in Sint Maartensbrug gestuurd om aan te sterken. ‘Mijn ouders kwamen daar later ook terecht. We vonden onderdak in een verlaten kippenschuur in het naburige Sint Maartensvlotbrug. Er was niets. Geen stromend water, geen sanitaire voorzieningen.’ Toch betekende deze jaren niet alleen kommer en kwel voor de familie. ‘Zo hebben we een varken grootgebracht in ons huisje en was er veel ruimte om buiten te spelen. We verzamelden munitie langs de kust en speelden met oorlogsmateriaal van de Atlantikwall.’
Op de basisschool leert Ettema schrijven met een lei en griffel en leest Ot en Sien. De familie Ettema verhuist naar Wieringerwaard. ‘Thuis hadden we geen boeken. Mijn ouders lazen niet. In de schoolbibliotheek ontstond mijn leeshonger. Ik vond een boekenreeks van Louwrens Penning. Hij kwam uit gereformeerde hoek en schreef over de Boerenoorlogen in Zuid-Afrika. Het was allemaal niet erg objectief: de Britten waren perfide en de zwarten verraderlijk. Hij stond duidelijk aan de kant van de Boeren. Maar ik kreeg via deze boeken wel toegang tot een nieuwe wereld. Vele jaren later las ik hoe het echt zat met de Boerenoorlogen in het boek van Martin Bossenbroek.’
Via zijn broer komt Ettema in aanraking met Russische literatuur. ‘Ik las Dode Zielen van Gogol. Wat een schitterend boek. Ik stapte in de wereld van de Russische 19e eeuw. Die Russen hebben me nooit meer losgelaten. Tussen mijn 15e en 35e las ik veel Russische literatuur.’ Andere Russen die Ettema leest zijn Dostojevski, Tsjechov, Tolstoi, Toergenjev, Paustovski en Platonov. ‘Het Verhaal van een leven van Paustovski, het bekende verslag van zijn omzwervingen is fenomenaal. Hoewel hij talloze gruwelijkheden en ontberingen zag in zijn leven hield hij ook oog voor de schoonheid van de wereld om hem heen.’ Ettema pakt een boek van Platonov uit zijn kast. ‘Platonov was een tijdsgenoot van Paustovski en schreef een bijzonder verhaal dat ik wil noemen: de terugkeer. Het verhaalt over een Russische soldaat die jarenlang aan het front heeft gediend er terugkeert naar zijn vrouw en kinderen. Onderweg naar huis ontmoet hij een jonge vrouw waarmee hij wat aanscharrelt. Hij wil eigenlijk niet terug naar huis, maar gaat toch. Dat loopt uit op een mislukking. Het verhaal gaat over vervreemding en het afzetten tegen het burgerbestaan.’ Ettema lees en herleest de Russen: ‘Oorlog en Vrede van Tolstoi lees ik elke 15 jaar opnieuw. De laatste keer kwam ik er niet meer doorheen.’ Ettema wijst naar een boek dat hij onlangs las: ‘Leven en lot van Vasili Grossman. Wat een fantastisch boek. Dat boek heeft me echt aangegrepen en dagenlang beziggehouden.’ Andere invloedrijke boeken voor Ettema zijn Droom in de rode kamer van de Chinese schrijver Coa Xuegin en Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Celine. De boekenkast in de woonkamer met literatuur is inmiddels gehalveerd. ‘Het is net schimmel. Die boeken blijven maar komen. Ik moest ingrijpen.’
Amsterdam
Ettema gaat na de middelbare school in Hoorn sociale geografie studeren in Amsterdam. Dat was niet vanzelfsprekend. ‘Mijn ouders hadden geen geld om me te laten studeren. Het was zelfs zo dat, als ik een lekke band kreeg, ik een kwartje moest lenen bij een goede bekende omdat ik zelf geen geld had. Ik kreeg van het Kerkelijke Armenfonds der gemeente Hoorn een jaarabonnement van de trein. Ik haalde mijn propedeuse en kreeg een beurs om verder te studeren en ging in Amsterdam wonen.’
Ettema valt met zijn neus in de boter in Amsterdam. Hij komt in de redactie van Propria Cures, dat destijds een oplage heeft van 14000, en schrijft artikelen en recensies over onder meer het werk van Jan Wolkers in het weekblad. Later gaat hij schrijven voor De Groene Amsterdammer. Hoewel Ettema sociale geografie studeert gaat zijn passie dan al uit naar de archeologie. Tijdens een langdurige vrijwillige deelname aan een opgraving in Nederland wordt Ettema gevraagd voor de rol van veld assistent in Deir ‘Alla in Jordanië. Hij graaft er in 1961 een vaas op die in het boek van de archeoloog Cline (zie verderop in artikel) wordt genoemd. Op de vaas staat een cartouche. De inhoud van de cartouche wordt gelezen als de naam van farao Twosret die regeerde tussen 1187-1185. ‘Prachtig dat deze geschiedenis door je handen gaat.’
Hij studeert af en treedt toe tot de universiteit als wetenschappelijk medewerker, maar merkt na 12 jaar dat het toch niet zijn wereld is: te saai, veel vergaderen, geen avontuur.
Buitenland
In de jaren ’80 en ’90 gaat Ettema in het kader van ontwikkelingssamenwerking weg uit Nederland. Hij doet werk voor verschillende organisaties in Malawi (1982-1986), Burkina Faso (1988-1991), en Jamaica (1993-1996). Niet op alle plekken waren veel boeken voorhanden. ‘In het straatarme Malawi was destijds Hastings Banda aan de macht. Een fascistische dictator. In Blantyre was een boekhandel voor expats. Ik kocht er vakliteratuur over Malawi. Verder was er weinig. Er was één staatskrant met elke dag lofzangen op Banda. Het was een politiestaat. Maar ik werkte voor een UNICEF-project en had een goede counterpart. Ik heb nog geprobeerd om de lokale taal te leren. Ik kon me redelijk redden in het Chichewa.’
Als Ettema eenmaal op de praatstoel zit is hij er niet meer af te krijgen. ‘In Burkina Faso, waar ik werkte op het ministerie van Landbouw, reisde ik door het hele land. Het was er stoffig en heet. Ik herinner me de eindeloze vlakten van de Sahel. Eens reed ik met mijn chauffeur bij volle maan door de Sahel. De totale leegte van het gebied. We zagen her en der vuurtjes wakkeren van de herders.’ Ook over zijn reizen in Malawi vertelt hij een boeiende wijze. ‘Twee vrienden kwamen op bezoek. We gingen naar een wildpark met mijn totaal ongeschikte Fiat. Mijn vriend was een goede fotograaf en wilde een exotische vogel op de camera vastleggen. Hij stapte uit en kwam halsoverkop terug. Een grote olifant naderde onze Fiat en klapperde met zijn oren. Hoe ik in een seconde de auto in beweging heb gekregen is me nog steeds niet duidelijk. We waren vreselijk geschrokken. Een week later las ik dat in het gebied een Range Rover was geplet door olifant. Waarschijnlijk dezelfde olifant. Het kan zijn dat het beest verwond was door een stroper en daardoor extra agressief.’
In Jamaica Ettema monitort en evalueert hij een project in de Rio Grande Valley, een regio met veel bananenboeren. ‘Een prachtig gebied en ik woonde er schitterend aan de kust, maar het project liep uit op een grote mislukking: de projectleiding bakte er niets van en zat niet op een pottenkijker te wachten. De omgeving was ook zeer agressief. Ik ben een keer overvallen bij mijn huis. Ik had het geluk dat de overvallers geen wapens bij zich hadden en ik pepperspray kon gebruiken. ’Ettema raakt in de loop van de jaren steeds sceptischer over ontwikkelingssamenwerking en de resultaten die projecten kunnen bereiken.
Ettema heeft een groot gedeelte van zijn leven een huis gehad in Spaans Galicië. In een piepklein dorpje, Seoane do Courel, doet hij in de jaren ’70 onderzoek naar een traditionele boerengemeenschap. Hij koopt er een tweede huis dat alleen toegankelijk is te voet of per tractor. ‘Ik heb daar hele fijne jaren doorgebracht. Ik was onderdeel van de gemeenschap. Als ik terugkwam was ik eerst mijn vrienden in het dorp aan het begroeten en knuffelen. Wat een verschil met Amsterdam. Daar ken ik alleen een buurvrouw. De laatste jaren raakte de ziel uit het dorp door de intense leegloop. Vrijwel alle mensen waarmee ik vertrouwd was zijn verdwenen. Tevens kwam ik erachter dat er aan mijn sterfelijkheid getwijfeld mag worden en ik te oud werd om elke keer 2000 kilometer af te reizen naar een Spaans berggebied. Met pijn in het hart heb ik afscheid genomen van het huis.’
Archeologie
Ettema is op een gegeven moment het zwervende bestaan zat. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ettema keert in de jaren ’90 terug naar Amsterdam en volgt zijn oude passie en schrijft zich in 1996 in voor de opleiding archeologie aan de UvA. ‘Er waren wel meer ‘ouderen’ die na hun werkende leven een studie oppakten. Oude beschavingen van de Late Bronstijd fascineren me, en dan met name de ondergang ervan. Waarom verdwijnen ze? Hoogontwikkelde culturen als de Hetietten, het oude Egypte, de Myceense beschaving. Deze beschavingen waren via handel met elkaar verbonden. Historici zijn er nog steeds niet over uit waarom ze zijn verdwenen. Een gangbare theorie is dat ze werden aangevallen door onbekende zeevolken. Eric Cline heeft in 2014 een boek geschreven 1177 B.C.: The Year Civilization Collapsed waarin hij stelt dat niet één aanwijsbare verklaring is, maar meerdere factoren leidden tot het einde van deze beschavingen. In zijn studiekamer heeft Ettema talloze archeologische boeken staan. ‘Ik heb in 1996 veel boeken uit de sociale wetenschappen weggedaan toen ik archeologie ging studeren. Daarnaast heb recent ik veel literatuur weggedaan omdat het teveel werd. En ik lees de laatste jaren meer op de I-Pad.’ Met een blik op zijn kast zegt Ettema trots: ‘Al die vakliteratuur. Ik ben dankbaar dat ik daar in mag kijken.’
Ettema is lid van een voorleesclub (VoLeClu). Eens in de zes weken spreken de leden af om elkaar voor te lezen. ‘Corona maakt dat we moeilijk kunnen afspreken. De laatste keer was op het Artisplein, in de buitenlucht. Dat was enorm geslaagd, mede vanwege het decor van een enorme volière met lepelaars.’