Johan Kuiper, woonachtig in de Tuinwijck, is programmeur bij de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) en zit in het bestuur van het Harry Mulisch Huis. ‘Ik ontdekte Mulisch aan het einde van mijn basisschooltijd. Per toeval, eigenlijk, maar ik herkende iets in zijn boeken. Door die boeken te lezen, leerde ik meer over mijzelf.’
Zwolle
Kuiper groeide op in Zwolle. Hij gaat er naar de basisschool en begint aan het einde ervan serieuzer te lezen. ‘Dat kwam uit mezelf. Ik las jongensboeken, bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog en De reis om de wereld in 80 dagen van Jules Verne.’
In de plaatselijke bibliotheek stuit Kuiper op Mulisch. ‘Ik zal in groep 8 gezeten hebben. Ik las de De aanslag. Door zo’n sticker met een gestileerde tank op de rug, wist ik dat het over de oorlog moest gaan, maar De aanslag gaat over veel meer dan alleen die oorlog. Het is een veel diepzinniger boek dan al die jongensboeken die ik kende.’ Kuipers interesse voor literatuur is geboren.
In Zwolle mist Kuiper de wereld van literatuur en boeken. ‘Ik ging wel eens naar een filosofieavond in de stad, maar daar zaten altijd dezelfde grijze koppen. Wat ik ook deed was eindeloos struinen door De Slegte. Al die planken met oude tweedehands boeken. Daar kocht ik rare onzin, bijvoorbeeld over Atlantis of hiërogliefen.’
Amsterdam begint te roepen. ‘Ik ging af en toe met een goede vriend uit Zwolle naar Amsterdam met de trein. Daar ontdekten we de cafés en boekhandels. Zwolle leeft in de avond niet meer. Na het eten gaat de televisie aan en is het klaar. Op straat is het om acht uur ’s avonds uitgestorven. Maar als de trein op Amsterdam Centraal aankomt in de avond is het er altijd nog rumoerig. Ik moet daarbij bekennen dat ik een klassiek romantisch idee had van Amsterdam waar je later toch wat op terug komt.’
Mulisch, Mann, Hemingway en Nietzsche
Mulisch overlijdt in 2010. Zijn werkkamer aan de Leidsekade is sinds zijn overlijden bevroren. ‘Alles in de werkkamer van Mulisch ligt nog op dezelfde manier als op het moment van zijn dood. Het is een fascinerende plek. Op dit moment werk ik aan een bundeling aforismen, die in oktober bij De Bezige Bij uitkomt. Daarvoor heb ik veel herlezen en stapels aantekeningboekjes en kladblaadjes van Mulisch doorgespit.’
Kuiper zit in het bestuur van het Harry Mulisch Huis en organiseert lezingen en andere activiteiten in het huis. Die hebben overigens niet alleen betrekking op het leven en werk van Mulisch. Het Harry Mulisch Huis is een plek voor literatuur, waar vooral ook jonge schrijvers en kunstenaars een podium moeten krijgen. Kuiper heeft eveneens een Mulisch-wandeling ontwikkeld voor het Literatuurmuseum, die voert langs belangrijke plekken uit het leven van Mulisch in Amsterdam.
Kuiper heeft periodes in zijn leven dat hij gefascineerd, bijna geobsedeerd, raakt door een bepaalde schrijver. Dat heeft hij naast Mulisch gehad met schrijvers als Ernest Hemingway, Thomas Mann en Friedrich Nietzsche. Over Hemingway: ‘Het is echte stoere-mannen-literatuur. Niet per se werk wat ik dagelijks zou willen lezen, maar iets in zijn stijl fascineerde me: ik moest er helemaal doorheen.’ Kuiper noemt De dood in Venetië van Mann een fantastisch boek: ‘Het is een helder en eenvoudig verhaal – in een paar zinnen kun je uitleggen waar het over gaat – en tegelijk is het enorm gelaagd: er zit veel diepte in. Bovendien schuwt Mann de grotere thema’s niet. Daar hou ik wel van.’ Kuiper loopt naar zijn kast en pakt een opmerkelijk boekje. ‘Kijk, dit is een Friese vertaling van een werk van Nietzsche. Mijn familie komt uit Friesland en mijn overgrootvader sprak nauwelijks Nederlands, maar ik kan me niet voorstellen dat er nu mensen in Friesland rondlopen die wél Nietzsche willen lezen maar géén Nederlands begrijpen. Je kunt het zo gek niet verzinnen of het is uitgegeven. Daar moet ik om lachen, maar het laat ook zien hoe wonderlijk de wereld van boeken is. Ik kwam dit boekje tegen op ’t Spui en moest het hebben.’
Boekenkast als weerspiegeling van missers en rare fascinaties
Als programmeur bij de Stichting CPNB is Kuiper onder andere verantwoordelijk voor de organisatie van de Boekenweek en het Boekenbal. Volgens hem hoeft een boekenkast niet perfect te zijn. ‘Het is een weerspiegeling van fascinaties, maar ook van missers. Het verbeeldt op een bepaalde manier je leven. Mijn vriendin heeft boven nog veel boeken staan. Er verschuift weleens wat, maar in grote trekken houden we het gescheiden. In deze kasten staan mijn obsessies, mijn interesses bij elkaar.’ Ook de boeken zelf hoeven niet perfect te zijn. ‘Ik maak oortjes, kras en schrijf erin. Ik zet mijn naam en datum van aankoop in het boek. Het gaat om wat erin staat en om mijn leeservaring. Ik ben dan ook niet bijzonder geïnteresseerd in eerste drukken of speciale uitgaven. Dat is wel mooi, maar niet de essentie.’
Hij wijst naar een paar boeken over Napoleon. ‘Ook zo’n obsessie die soms op komt borrelen. Napoleon is erin geslaagd om een verhaal van zichzelf te maken. Die eigenhandige constructie van zijn mythe vind ik eigenlijk nog interessanter dan de historische werkelijkheid die daarachter ligt. Hij schreef een autobiografie waarin hij zichzelf vergeleek met Hannibal en Julius Caesar. Dat klinkt getikt, maar Europa is toch de hele negentiende eeuw in de ban gebleven van Napoleon. Ook grote schrijvers en filosofen gingen volledig mee in die persoonlijkheidscultus.’
Kuiper gaat geschiedenis studeren in Amsterdam. ‘Dat had overigens ook filosofie of Nederlands kunnen zijn. Dat hoort allemaal bij elkaar. Zo staat hier ook een redelijke rij boeken over filosofie. Ik wilde een tijdje alles weten over het niets. Daarom kocht ik werk van Martin Heidegger. Ik heb ze allemaal doorgespit, maar als je me nu vraagt om het te reconstrueren dan zou ik daar moeite mee hebben. Toch denk ik wel dat het ergens is blijven hangen.’
Kuiper leest waarschijnlijk meer non-fictie dan fictie, maar toch maakt die fictie vaak een grotere indruk. ‘Misschien zit je met fictie soms wel dichter op de werkelijkheid dan met non-fictie. Neem nou het uitgebreide werk van Loe de Jong of andere lijvige geschiedkundige werken over de Tweede Wereldoorlog; daar staat alles precies in beschreven. En toch denk ik dat romans als De Aanslag van Harry Mulisch of De donkere kamer van Damokles vanWillem Frederik Hermans de lezer dichterbij de realiteit van de oorlog kunnen brengen en dat die boeken meer invloed hebben gehad op het beeld dat we nu van die oorlogsjaren hebben.’
‘Welke boeken ik meeneem als het huis in de fik staat?’ Kuiper denkt na, loopt naar de kast en komt terug met vier boeken. De eerdergenoemde Friese vertaling van Nietzsche, twee boeken van Mulisch –Siegfried en Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap (gesigneerd), en een fotoboek over de interieurs van dictators van Peter York. Kuiper bladert enthousiast door het boek. ‘Heel veel boeken kun je vervangen, maar dit is zo’n vreemd boek. Het gaat nauwelijks over die dictators zelf, die natuurlijk de vreselijkste misdaden hebben begaan, maar over zoiets simpels als hun interieur-keuzes en toch spat de megalomanie van de pagina’s. Het is totale gekte. Ik heb hier natuurlijk al heel vaak vreselijk om gelachen met vrienden, maar tegelijk is het ernst: misschien doorzie je die idiote dictators wel beter door naar zoiets als hun interieur te kijken.